Informatie over het woord opa (Nederlands → Esperanto: avo)

Synoniemen: bestevaar, grootpa, grootvader

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/ˈopa/
Afbrekingopa
Geslachtmanlijk
Meervoudopa’s

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
opaatjeopaatjes

Voorbeelden van gebruik

Maar hij is kinds, mijn opa, dus niemand luistert naar wat ’ie zegt.
Wat deed opa Jeen in zo’n geval?

Vertalingen

Afrikaansoupa
Albaneesgjysh
Catalaansavi
Deensbedstefader
DuitsGroßvater; Opa
Engelsgrandfather
Esperantoavo
Faeröersabbi
Finsisoisä
Fransaïeul; grand‐père
Hongaarsnagyapa
IJslandsafi
Italiaansnonno
Jamaicaans Creoolsgranfaada
Jiddischזײדע
Latijnavus
Nederduitsgroutvader
Noorsbestefar
Papiamentspadú; padushi; tawela
Poolsdziadek
Portugeesavô
Russischдед
Schots-Gaelischseanair
Spaansabuelo
Sranangrantata
Tsjechischděd
Turksbüyükbaba
Westerlauwers Friesoarreheit; pake
Zweedsfarfader; mormoder