Informatie over het woord bulderen (Nederlands → Esperanto: tondri)

Synoniemen: daveren, donderen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbɵldərə(n)/
Afbrekingbul·de·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bulder(ik) bulderde
(jij) buldert(jij) bulderde
(hij) buldert(hij) bulderde
(wij) bulderen(wij) bulderden
(jullie) bulderen(jullie) bulderden
(gij) buldert(gij) bulderdet
(zij) bulderen(zij) bulderden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) buldere(dat ik) bulderde
(dat jij) buldere(dat jij) bulderde
(dat hij) buldere(dat hij) bulderde
(dat wij) bulderen(dat wij) bulderden
(dat jullie) bulderen(dat jullie) bulderden
(dat gij) bulderet(dat gij) bulderdet
(dat zij) bulderen(dat zij) bulderden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bulderbuldert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bulderend, bulderende(hebben) gebulderd

Vertalingen

Catalaanstronar
Deenstordne
Duitsdonnern
Engelsthunder
Esperantotondri
Fransretenir; tonner
Italiaanstuonare
Portugeesatroar; ribombar; trovejar
Roemeenstuna
Russischгреметь
Saterfriesbullerje; grummelje
Spaanstronar
Tsjechischdunět; burácet; hřmět; hřmít
Welstaranu
Westerlauwers Friestongerje