Information about the word snoeien (Dutch → Esperanto: tondi)

Synonyms: knippen, scheren

Part of speechverb
Pronunciation/ˈsnujə(n)/
Hyphenationsnoei·en

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) snoei(ik) snoeide
(jij) snoeit(jij) snoeide
(hij) snoeit(hij) snoeide
(wij) snoeien(wij) snoeiden
(jullie) snoeien(jullie) snoeiden
(gij) snoeit(gij) snoeidet
(zij) snoeien(zij) snoeiden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) snoeie(dat ik) snoeide
(dat jij) snoeie(dat jij) snoeide
(dat hij) snoeie(dat hij) snoeide
(dat wij) snoeien(dat wij) snoeiden
(dat jullie) snoeien(dat jullie) snoeiden
(dat gij) snoeiet(dat gij) snoeidet
(dat zij) snoeien(dat zij) snoeiden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
snoeisnoeit
Participles
Present participlePast participle
snoeiend, snoeiende(hebben) gesnoeid

Translations

Esperantotondi