Informatie over het woord opentrekken (Nederlands → Esperanto: tirmalfermi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈopə(n)trɛkə(n)/
Afbrekingopen·trek·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) trek open(ik) trok open
(jij) trekt open(jij) trok open
(hij) trekt open(hij) trok open
(wij) trekken open(wij) trokken open
(jullie) trekken open(jullie) trokken open
(gij) trekt open(gij) trokt open
(zij) trekken open(zij) trokken open
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opentrekke(dat ik) opentrokke
(dat jij) opentrekke(dat jij) opentrokke
(dat hij) opentrekke(dat hij) opentrokke
(dat wij) opentrekken(dat wij) opentrokken
(dat jullie) opentrekken(dat jullie) opentrokken
(dat gij) opentrekket(dat gij) opentrokket
(dat zij) opentrekken(dat zij) opentrokken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
trek opentrekt open
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opentrekkend, opentrekkende(hebben) opengetrokken

Voorbeelden van gebruik

Hij trok het zijraampje open en keek naar buiten.
Ze deed de deur van een kleine wachtkamer open, zei tegen Bond dat hij zijn kleren maar op een stoel moest leggen en trok een plastic gordijn open.

Vertalingen

Esperantotirmalfermi