Informatie over het woord bellen (Nederlands → Esperanto: tintigi)

Synoniemen: doen rinkelen, rinkelen, rinkelen met, tokkelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbɛlə(n)/
Afbrekingbel·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bel(ik) belde
(jij) belt(jij) belde
(hij) belt(hij) belde
(wij) bellen(wij) belden
(jullie) bellen(jullie) belden
(gij) belt(gij) beldet
(zij) bellen(zij) belden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) belle(dat ik) belde
(dat jij) belle(dat jij) belde
(dat hij) belle(dat hij) belde
(dat wij) bellen(dat wij) belden
(dat jullie) bellen(dat jullie) belden
(dat gij) bellet(dat gij) beldet
(dat zij) bellen(dat zij) belden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
belbelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bellend, bellende(hebben) gebeld

Vertalingen

Deensringe
Engelsring
Esperantotintigi
Portugeesfazer tinir; tilintar