Informo pri la vorto vasthouden (nederlanda → esperanto: teni)

Sinonimoj: bijhouden, houden, voeren, huldigen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈvɑstɦɑu̯̯də(n)/
Dividovast·hou·den

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) hou vast, houd vast(ik) hield vast
(jij) houdt vast(jij) hield vast
(hij) houdt vast(hij) hield vast
(wij) houden vast(wij) hielden vast
(jullie) houden vast(jullie) hielden vast
(gij) houdt vast(gij) hieldt vast
(zij) houden vast(zij) hielden vast
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) vasthoude(dat ik) vasthielde
(dat jij) vasthoude(dat jij) vasthielde
(dat hij) vasthoude(dat hij) vasthielde
(dat wij) vasthouden(dat wij) vasthielden
(dat jullie) vasthouden(dat jullie) vasthielden
(dat gij) vasthoudet(dat gij) vasthieldet
(dat zij) vasthouden(dat zij) vasthielden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
hou vast, houd vasthoudt vast
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
vasthoudend, vasthoudende(hebben) vastgehouden

Uzekzemploj

Ik hield hem stevig vast.
Hij liep snel, terwijl hij de schede van zijn zwaard vasthield zodat die niet kon kletteren.
Ze hield hem bijna net zo stevig vast als hij haar.
Een van hen hield twee lantarens vast, de andere twee waren bewapend.

Tradukoj

afrikansohou
anglahold; retain
angla (malnovangla)healdan
ĉeĥadržet
danabevare; holde
esperantoteni
feroahalda; taka um
finnapitää
francatenir
germanahalten; aufhalten; verhalten
hispanatener
hungaratartani
italatenere
jamajka-kreolauol
jidaהאַלטן
katalunaaguantar; mantenir; retenir; sostenir; suportar; tenir
latinohabere; tenere
luksemburgiahalen
malajamemegang; pegang
norvegaholde
okcidenta frizonahâlde
papiamentonister; tene
polatrzymać
portugalaconservar; guardar; manter; segurar; sustenar; ter
rumanaține
rusaдержать
saterlanda frizonaaphoolde; hoolde
skotakeep
skota gaelacum; cùm
surinamaori
svedabehålla; hålla
tajaเก็บ; เก็บไว้; ถือ; จับไว้
turkatutmak