Informatie over het woord doen flauwvallen (Nederlands → Esperanto: svenigi)

Woordsoortwerkwoord
Afbrekingdoen flauw·val·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bedwelm(ik) bedwelmd
(jij) bedwelmt(jij) bedwelmd
(hij) bedwelmt(hij) bedwelmd
(wij) doen flauwvallen(wij) bedwelmden
(jullie) doen flauwvallen(jullie) bedwelmden
(gij) bedwelmt(gij) bedwelmdt
(zij) doen flauwvallen(zij) bedwelmden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bedwelme(dat ik) bedwelmde
(dat jij) bedwelme(dat jij) bedwelmde
(dat hij) bedwelme(dat hij) bedwelmde
(dat wij) doen flauwvallen(dat wij) bedwelmden
(dat jullie) doen flauwvallen(dat jullie) bedwelmden
(dat gij) doen flauwvallet(dat gij) bedwelmdet
(dat zij) doen flauwvallen(dat zij) bedwelmden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bedwelmbedwelmt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
doen flauwvallend, doen flauwvallende(hebben) bedwelmd