Synoniemen: dalen, landen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈnerstrɛi̯kə(n)/ |
---|
Afbreking | neer·strij·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) strijk neer | (ik) streek neer |
(jij) strijkt neer | (jij) streek neer |
(hij) strijkt neer | (hij) streek neer |
(wij) strijken neer | (wij) streken neer |
(jullie) strijken neer | (jullie) streken neer |
(gij) strijkt neer | (gij) streekt neer |
(zij) strijken neer | (zij) streken neer |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) neerstrijke | (dat ik) neerstreke |
(dat jij) neerstrijke | (dat jij) neerstreke |
(dat hij) neerstrijke | (dat hij) neerstreke |
(dat wij) neerstrijken | (dat wij) neerstreken |
(dat jullie) neerstrijken | (dat jullie) neerstreken |
(dat gij) neerstrijket | (dat gij) neerstreket |
(dat zij) neerstrijken | (dat zij) neerstreken |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
strijk neer | strijkt neer |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
neerstrijkend, neerstrijkende | (zijn) neergestreken |