Informatie over het woord landen (Nederlands → Esperanto: surteriĝi)

Synoniemen: dalen, neerstrijken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈlɑndə(n)/
Afbrekinglan·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) land(ik) landde
(jij) landt(jij) landde
(hij) landt(hij) landde
(wij) landen(wij) landden
(jullie) landen(jullie) landden
(gij) landt(gij) landdet
(zij) landen(zij) landden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) lande(dat ik) landde
(dat jij) lande(dat jij) landde
(dat hij) lande(dat hij) landde
(dat wij) landen(dat wij) landden
(dat jullie) landen(dat jullie) landden
(dat gij) landet(dat gij) landdet
(dat zij) landen(dat zij) landden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
landlandt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
landend, landende(zijn) geland

Voorbeelden van gebruik

Een paar ogenblikken later schoot hij langs me heen en landde op een rotsblok rechts van me.
Kunnen wij landen op een parkeerterrein?
Ik denk niet dat het nodig zal zijn om te landen.

Vertalingen

Catalaansaterrar
Duitsauf die Erde gelangen; landen
Engelsland; alight
Esperantosurteriĝi
Fransatterrir; s’abattre; aterrir
Nederduitslanden
Portugeesabordar‐se; acostar‐se; aterrissar
Spaansaterrizar