Informatie over het woord opnemen (Nederlands → Esperanto: surdiskigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpnemə(n)/
Afbrekingop·ne·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) neem op(ik) nam op
(jij) neemt op(jij) nam op
(hij) neemt op(hij) nam op
(wij) nemen op(wij) namen op
(jullie) nemen op(jullie) namen op
(gij) neemt op(gij) naamt op
(zij) nemen op(zij) namen op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opneme(dat ik) opname
(dat jij) opneme(dat jij) opname
(dat hij) opneme(dat hij) opname
(dat wij) opnemen(dat wij) opnamen
(dat jullie) opnemen(dat jullie) opnamen
(dat gij) opnemet(dat gij) opnamet
(dat zij) opnemen(dat zij) opnamen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
neem opneemt op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opnemend, opnemende(hebben) opgenomen

Vertalingen

Deensoptage
Duitsauf Platte aufnehmen; auf Platte aufzeichnen
Esperantosurdiskigi