Informatie over het woord opschuiven (Nederlands → Esperanto: suprenŝovi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpsxœy̯̯və(n)/
Afbrekingop·schui·ven

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) schuif op(ik) schoof op
(jij) schuift op(jij) schoof op
(hij) schuift op(hij) schoof op
(wij) schuiven op(wij) schoven op
(jullie) schuiven op(jullie) schoven op
(gij) schuift op(gij) schooft op
(zij) schuiven op(zij) schoven op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opschuive(dat ik) opschove
(dat jij) opschuive(dat jij) opschove
(dat hij) opschuive(dat hij) opschove
(dat wij) opschuiven(dat wij) opschoven
(dat jullie) opschuiven(dat jullie) opschoven
(dat gij) opschuivet(dat gij) opschovet
(dat zij) opschuiven(dat zij) opschoven
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
schuif opschuift op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opschuivend, opschuivende(hebben) opgeschoven

Voorbeelden van gebruik

Het duurde maar even voor hij het raam hoog genoeg had opgeschoven om zijn lichaam erdoor te kunnen wringen.

Vertalingen

Esperantosuprenŝovi