Informatie over het woord optrekken (Nederlands → Esperanto: suprentiri)

Synoniem: ophalen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔptrɛkə(n)/
Afbrekingop·trek·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) trek op(ik) trok op
(jij) trekt op(jij) trok op
(hij) trekt op(hij) trok op
(wij) trekken op(wij) trokken op
(jullie) trekken op(jullie) trokken op
(gij) trekt op(gij) trokt op
(zij) trekken op(zij) trokken op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) optrekke(dat ik) optrokke
(dat jij) optrekke(dat jij) optrokke
(dat hij) optrekke(dat hij) optrokke
(dat wij) optrekken(dat wij) optrokken
(dat jullie) optrekken(dat jullie) optrokken
(dat gij) optrekket(dat gij) optrokket
(dat zij) optrekken(dat zij) optrokken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
trek optrekt op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
optrekkend, optrekkende(hebben) opgetrokken

Voorbeelden van gebruik

Hij trok de wenkbrauwen op en staarde misprijzend naar het voedsel.
Als hij opsprong, kon hij zijn vingers over de rand haken, en daarna zou het kinderspel zijn zich op te trekken en zich eroverheen te werken.

Vertalingen

Duitshissen; hochtun
Engelspull up
Esperantosuprentiri