Informatie over het woord klimmen (Nederlands → Esperanto: supreniri)

Synoniemen: bestijgen, naar boven gaan, opgaan, opstijgen, rijzen, stijgen, omhooggaan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈklɪmə(n)/
Afbrekingklim·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) klim(ik) klom
(jij) klimt(jij) klom
(hij) klimt(hij) klom
(wij) klimmen(wij) klommen
(jullie) klimmen(jullie) klommen
(gij) klimt(gij) klomt
(zij) klimmen(zij) klommen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) klimme(dat ik) klomme
(dat jij) klimme(dat jij) klomme
(dat hij) klimme(dat hij) klomme
(dat wij) klimmen(dat wij) klommen
(dat jullie) klimmen(dat jullie) klommen
(dat gij) klimmet(dat gij) klommet
(dat zij) klimmen(dat zij) klommen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
klimklimt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
klimmend, klimmende(hebben/zijn) geklommen

Vertalingen

Afrikaansbestyg
Duitssteigen; ersteigen; heraufgehen; hinaufgehen; hinaufsteigen
Engelsascend; climb; mount
Esperantosupreniri
Fransdescendre
Italiaanssalire
Kabylischali
Papiamentssubi
Poolsiść w górę
Portugeesascender; subir
Russischподниматься; подняться
Saterfriesklieuwe; stiege
Spaansascender; ascender a; ascender al; montar; subir; subir a
Westerlauwers Friesklimme
Zweedsdala