Informatie over het woord opvliegen (Nederlands → Esperanto: suprenflugi)

Synoniem: opstuiven

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpfliɣə(n)/
Afbrekingop·vlie·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) vlieg op(ik) vloog op
(jij) vliegt op(jij) vloog op
(hij) vliegt op(hij) vloog op
(wij) vliegen op(wij) vlogen op
(jullie) vliegen op(jullie) vlogen op
(gij) vliegt op(gij) vloogt op
(zij) vliegen op(zij) vlogen op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opvliege(dat ik) opvloge
(dat jij) opvliege(dat jij) opvloge
(dat hij) opvliege(dat hij) opvloge
(dat wij) opvliegen(dat wij) opvlogen
(dat jullie) opvliegen(dat jullie) opvlogen
(dat gij) opvlieget(dat gij) opvloget
(dat zij) opvliegen(dat zij) opvlogen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
vlieg opvliegt op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opvliegend, opvliegende(zijn) opgevlogen

Voorbeelden van gebruik

Met die woorden verdween hij over de heuvel, terwijl de vogel opvloog.

Vertalingen

Duitshochfliegen; emporfliegen; nach oben fliegen
Engelsfly up
Esperantosuprenflugi