Informatie over het woord vermoeden (Nederlands → Esperanto: supozi)

Synoniemen: aannemen, bevroeden, menen, onderstellen, stellen, uitgaan van, veronderstellen, oordelen, in de veronderstelling verkeren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈmudə(n)/
Afbrekingver·moe·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) vermoed(ik) vermoedde
(jij) vermoedt(jij) vermoedde
(hij) vermoedt(hij) vermoedde
(wij) vermoeden(wij) vermoedden
(jullie) vermoeden(jullie) vermoedden
(gij) vermoedt(gij) vermoeddet
(zij) vermoeden(zij) vermoedden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) vermoede(dat ik) vermoedde
(dat jij) vermoede(dat jij) vermoedde
(dat hij) vermoede(dat hij) vermoedde
(dat wij) vermoeden(dat wij) vermoedden
(dat jullie) vermoeden(dat jullie) vermoedden
(dat gij) vermoedet(dat gij) vermoeddet
(dat zij) vermoeden(dat zij) vermoedden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
vermoedend, vermoedende(hebben) vermoed

Voorbeelden van gebruik

Zoiets vermoedde ik al.
Wij vermoedden namelijk dat u zich niet in omstandigheden bevindt die u aangenaam zijn.
De politie vermoedt dat zij door een misdrijf om het leven is gekomen.
Ik had waarschijnlijk iets moeten vermoeden.
U wilt met vakantie, vermoed ik?

Vertalingen

Catalaanssuposar
Deensantage; tro
Duitsvermuten; voraussetzen; annehmen; schätzen
Engelsguess; presume; suppose; surmise
Esperantosupozi
Faeröershalda
Finsolettaa
Franssupposer
IJslandshalda
Italiaanssupporre
Latijnputare
Nederduitsmeynen
Papiamentsideá
Poolsprzypuszczać
Portugeesadmitir; conjeturar; crer; fazer de conta; pensar; supor
Saterfriesfermoudje; foaruutsätte; gisje; ounnieme
Spaanssuponer
Tsjechischdomnívat se; předpokládat
Turkssanmak
Westerlauwers Friesergje; fermoedzje
Zweedsanta