Informo pri la vorto stellen (nederlanda → esperanto: supozi)

Sinonimoj: aannemen, bevroeden, menen, onderstellen, uitgaan van, vermoeden, veronderstellen, oordelen, in de veronderstelling verkeren

Vortspecoverbo
Prononco/ˈstɛlə(n)/
Dividostel·len

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) stel(ik) stelde
(jij) stelt(jij) stelde
(hij) stelt(hij) stelde
(wij) stellen(wij) stelden
(jullie) stellen(jullie) stelden
(gij) stelt(gij) steldet
(zij) stellen(zij) stelden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) stelle(dat ik) stelde
(dat jij) stelle(dat jij) stelde
(dat hij) stelle(dat hij) stelde
(dat wij) stellen(dat wij) stelden
(dat jullie) stellen(dat jullie) stelden
(dat gij) stellet(dat gij) steldet
(dat zij) stellen(dat zij) stelden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
stelstelt
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
stellend, stellende(hebben) gesteld

Uzekzemploj

Stel dat ik het dubbele verdiende van wat ik nu verdien.

Tradukoj

anglasuppose
ĉeĥadomnívat se; předpokládat
danaantage; tro
esperantosupozi
feroahalda
finnaolettaa
francasupposer
germanavermuten; voraussetzen; annehmen; schätzen
hispanasuponer
islandahalda
italasupporre
katalunasuposar
latinoputare
okcidenta frizonaergje; fermoedzje
papiamentoideá
platgermanameynen
polaprzypuszczać
portugalaadmitir; conjeturar; crer; fazer de conta; pensar; supor
saterlanda frizonafermoudje; foaruutsätte; gisje; ounnieme
svedaanta
turkasanmak