Synoniemen: domineren, uitschitteren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ovərˈɦersən/ |
---|
Afbreking | over·heer·sen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) overheers | (ik) overheerste |
(jij) overheerst | (jij) overheerste |
(hij) overheerst | (hij) overheerste |
(wij) overheersen | (wij) overheersten |
(jullie) overheersen | (jullie) overheersten |
(gij) overheerst | (gij) overheerstet |
(zij) overheersen | (zij) overheersten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) overheerse | (dat ik) overheerste |
(dat jij) overheerse | (dat jij) overheerste |
(dat hij) overheerse | (dat hij) overheerste |
(dat wij) overheersen | (dat wij) overheersten |
(dat jullie) overheersen | (dat jullie) overheersten |
(dat gij) overheerset | (dat gij) overheerstet |
(dat zij) overheersen | (dat zij) overheersten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
overheers | overheerst |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
overheersend, overheersende | (hebben) overheerst |