Synoniem: overbluffen
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ovərˈdɔndərə(n)/ |
Afbreking | over·don·de·ren |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) overdonder | (ik) overdonderde |
(jij) overdondert | (jij) overdonderde |
(hij) overdondert | (hij) overdonderde |
(wij) overdonderen | (wij) overdonderden |
(jullie) overdonderen | (jullie) overdonderden |
(gij) overdondert | (gij) overdonderdet |
(zij) overdonderen | (zij) overdonderden |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) overdondere | (dat ik) overdonderde |
(dat jij) overdondere | (dat jij) overdonderde |
(dat hij) overdondere | (dat hij) overdonderde |
(dat wij) overdonderen | (dat wij) overdonderden |
(dat jullie) overdonderen | (dat jullie) overdonderden |
(dat gij) overdonderet | (dat gij) overdonderdet |
(dat zij) overdonderen | (dat zij) overdonderden |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
overdonder | overdondert |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
overdonderend, overdonderende | (hebben) overdonderd |
Esperanto | superblufi |
---|