Informatie over het woord lijden (Nederlands → Esperanto: suferi)

Synoniemen: doorstaan, uitstaan

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈlɛi̯də(n)/
Afbrekinglijd·en

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) lijd(ik) leed
(jij) lijdt(jij) leed
(hij) lijdt(hij) leed
(wij) lijden(wij) leden
(jullie) lijden(jullie) leden
(gij) lijdt(gij) leedt
(zij) lijden(zij) leden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) lijde(dat ik) lede
(dat jij) lijde(dat jij) lede
(dat hij) lijde(dat hij) lede
(dat wij) lijden(dat wij) leden
(dat jullie) lijden(dat jullie) leden
(dat gij) lijdet(dat gij) ledet
(dat zij) lijden(dat zij) leden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
lijdlijdt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
lijdend, lijdende(hebben) geleden

Voorbeelden van gebruik

Mijn vijanden zouden lijden, zoals ik geleden had, en erger!

Vertalingen

Afrikaansly
Catalaanspatir; sofrir
Deensgennemgå
Duitsaushalten; dulden; erdulden; ertragen; leiden
Engelsbear; endure; suffer; sustain
Esperantosuferi
Faeröerslíða
Finskärsiä
Fransendurer; souffrir; subir
IJslandsþola
Latijnpatiri
Maleisderita … menderita
Nederduitslyden
Papiamentssufri; wanta
Poolscierpieć
Portugeesaturar; padecer; penar; provar; sofrer; suportar; tolerar
Saterfriesduldje; ferdreege; liede; uuthoolde
Spaanspadecer; sufrir
Srananpina
Thaisต้อง; ทาน
Tsjechischsnášet; trpět; utrpět
Turksazap çekmek
Westerlauwers Frieslije
Zweedslida