| Aantonende wijs |
|---|
| Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
|---|
| (ik) onderbevracht | (ik) onderbevrachtte |
| (jij) onderbevracht | (jij) onderbevrachtte |
| (hij) onderbevracht | (hij) onderbevrachtte |
| (wij) onderbevrachten | (wij) onderbevrachtten |
| (jullie) onderbevrachten | (jullie) onderbevrachtten |
| (gij) onderbevracht | (gij) onderbevrachttet |
| (zij) onderbevrachten | (zij) onderbevrachtten |
| Aanvoegende wijs |
|---|
| Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
|---|
| (dat ik) onderbevrachte | (dat ik) onderbevrachtte |
| (dat jij) onderbevrachte | (dat jij) onderbevrachtte |
| (dat hij) onderbevrachte | (dat hij) onderbevrachtte |
| (dat wij) onderbevrachten | (dat wij) onderbevrachtten |
| (dat jullie) onderbevrachten | (dat jullie) onderbevrachtten |
| (dat gij) onderbevrachtet | (dat gij) onderbevrachttet |
| (dat zij) onderbevrachten | (dat zij) onderbevrachtten |
| Gebiedende wijs |
|---|
| Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
|---|
| onderbevracht | onderbevracht |
| Deelwoorden |
|---|
| Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
|---|
| onderbevrachtend, onderbevrachtende | (hebben) onderbevracht |