Informatie over het woord neertrekken (Nederlands → Esperanto: subentiri)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈnertrɛkə(n)/
Afbrekingneer·trek·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) trek neer(ik) trok neer
(jij) trekt neer(jij) trok neer
(hij) trekt neer(hij) trok neer
(wij) trekken neer(wij) trokken neer
(jullie) trekken neer(jullie) trokken neer
(gij) trekt neer(gij) trokt neer
(zij) trekken neer(zij) trokken neer
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) neertrekke(dat ik) neertrokke
(dat jij) neertrekke(dat jij) neertrokke
(dat hij) neertrekke(dat hij) neertrokke
(dat wij) neertrekken(dat wij) neertrokken
(dat jullie) neertrekken(dat jullie) neertrokken
(dat gij) neertrekket(dat gij) neertrokket
(dat zij) neertrekken(dat zij) neertrokken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
trek neertrekt neer
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
neertrekkend, neertrekkende(hebben) neergetrokken

Vertalingen

Esperantosubentiri