Informatie over het woord reutelen (Nederlands → Esperanto: stertori)

Synoniem: rochelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈrøtələ(n)/
Afbrekingreu·te·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) reutel(ik) reutelde
(jij) reutelt(jij) reutelde
(hij) reutelt(hij) reutelde
(wij) reutelen(wij) reutelden
(jullie) reutelen(jullie) reutelden
(gij) reutelt(gij) reuteldet
(zij) reutelen(zij) reutelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) reutele(dat ik) reutelde
(dat jij) reutele(dat jij) reutelde
(dat hij) reutele(dat hij) reutelde
(dat wij) reutelen(dat wij) reutelden
(dat jullie) reutelen(dat jullie) reutelden
(dat gij) reutelet(dat gij) reuteldet
(dat zij) reutelen(dat zij) reutelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
reutelreutelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
reutelend, reutelende(hebben) gereuteld

Vertalingen

Duitsröcheln
Engelsrattle
Esperantostertori
Faeröersgræla; surkla
Portugeesagonizar; estertorar