Informatie over het woord klinken (Nederlands → Esperanto: sonoretigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈklɪŋkə(n)/
Afbrekingklin·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) klink(ik) klonk
(jij) klinkt(jij) klonk
(hij) klinkt(hij) klonk
(wij) klinken(wij) klonken
(jullie) klinken(jullie) klonken
(gij) klinkt(gij) klonkt
(zij) klinken(zij) klonken
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) klinke(dat ik) klonke
(dat jij) klinke(dat jij) klonke
(dat hij) klinke(dat hij) klonke
(dat wij) klinken(dat wij) klonken
(dat jullie) klinken(dat jullie) klonken
(dat gij) klinket(dat gij) klonket
(dat zij) klinken(dat zij) klonken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
klinkklinkt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
klinkend, klinkende(hebben) geklonken

Vertalingen

Esperantosonoretigi
Westerlauwers Friesklinke