Informatie over het woord neuzen (Nederlands → Esperanto: serĉesplori)

Synoniemen: snuffelen, rondsnuffelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈnøzə(n)/
Afbrekingneu·zen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) neus(ik) neusde
(jij) neust(jij) neusde
(hij) neust(hij) neusde
(wij) neuzen(wij) neusden
(jullie) neuzen(jullie) neusden
(gij) neust(gij) neusdet
(zij) neuzen(zij) neusden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) neuze(dat ik) neusde
(dat jij) neuze(dat jij) neusde
(dat hij) neuze(dat hij) neusde
(dat wij) neuzen(dat wij) neusden
(dat jullie) neuzen(dat jullie) neusden
(dat gij) neuzet(dat gij) neusdet
(dat zij) neuzen(dat zij) neusden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
neusneust
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
neuzend, neuzende(hebben) geneusd

Voorbeelden van gebruik

Arglistig zelf stapte in een andere wagen en ging eens in de buurt van de scheepswerf neuzen.

Vertalingen

Esperantoserĉesplori