Information about the word aanvoelen (Dutch → Esperanto: senti)

Synonyms: gevoelen, gewaarworden, voelen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈanvulə(n)/
Hyphenationaan·voe·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) voel aan(ik) voelde aan
(jij) voelt aan(jij) voelde aan
(hij) voelt aan(hij) voelde aan
(wij) voelen aan(wij) voelden aan
(jullie) voelen aan(jullie) voelden aan
(gij) voelt aan(gij) voeldet aan
(zij) voelen aan(zij) voelden aan
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) aanvoele(dat ik) aanvoelde
(dat jij) aanvoele(dat jij) aanvoelde
(dat hij) aanvoele(dat hij) aanvoelde
(dat wij) aanvoelen(dat wij) aanvoelden
(dat jullie) aanvoelen(dat jullie) aanvoelden
(dat gij) aanvoelet(dat gij) aanvoeldet
(dat zij) aanvoelen(dat zij) aanvoelden
Participles
Present participlePast participle
aanvoelend, aanvoelende(hebben) aangevoeld

Usage samples

Wij willen iedereen begrijpen en aanvoelen.
Ze gaan aanvoelen wat goed of slecht voor hun lichaam is.

Translations

Afrikaansvoel
Catalanpercebre; sentir
Czechcítit; pocítit; pociťovat; ucítit
Englishfeel
Esperantosenti
Faeroeseføla; kenna
Finnishtuntea
Frenchressentir; sentir
Germanfühlen
Greekαισθάνομαι
Latinsentire
Low Germanvölen
Luxemburgishempfannen
Papiamentosinti
Polishodczuwać
Portugueseexperimentar; sentir
Saterland Frisianämpfiende; fäile
Spanishsentir
West Frisianfiele