Informatie over het woord laven (Nederlands → Esperanto: sensoifigi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈlavə(n)/
Afbrekingla·ven

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) laaf(ik) laafde
(jij) laaft(jij) laafde
(hij) laaft(hij) laafde
(wij) laven(wij) laafden
(jullie) laven(jullie) laafden
(gij) laaft(gij) laafdet
(zij) laven(zij) laafden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) lave(dat ik) laafde
(dat jij) lave(dat jij) laafde
(dat hij) lave(dat hij) laafde
(dat wij) laven(dat wij) laafden
(dat jullie) laven(dat jullie) laafden
(dat gij) lavet(dat gij) laafdet
(dat zij) laven(dat zij) laafden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
laaflaaft
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
lavend, lavende(hebben) gelaafd

Voorbeelden van gebruik

En heb je de dorstigen gelaafd?

Vertalingen

Esperantosensoifigi
Fransdésaltérer; rafraîchir