Information about the word verontschuldigen (Dutch → Esperanto: senkulpigi)

Synonyms: excuseren, verschonen

Part of speechverb
Pronunciation/vərɔntˈsxɵldəɣə(n)/
Hyphenationver·ont·schul·di·gen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) verontschuldig(ik) verontschuldigde
(jij) verontschuldigt(jij) verontschuldigde
(hij) verontschuldigt(hij) verontschuldigde
(wij) verontschuldigen(wij) verontschuldigden
(jullie) verontschuldigen(jullie) verontschuldigden
(gij) verontschuldigt(gij) verontschuldigdet
(zij) verontschuldigen(zij) verontschuldigden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) verontschuldige(dat ik) verontschuldigde
(dat jij) verontschuldige(dat jij) verontschuldigde
(dat hij) verontschuldige(dat hij) verontschuldigde
(dat wij) verontschuldigen(dat wij) verontschuldigden
(dat jullie) verontschuldigen(dat jullie) verontschuldigden
(dat gij) verontschuldiget(dat gij) verontschuldigdet
(dat zij) verontschuldigen(dat zij) verontschuldigden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
verontschuldigverontschuldigt
Participles
Present participlePast participle
verontschuldigend, verontschuldigende(hebben) verontschuldigd

Usage samples

En verontschuldig mij nu, want ik wens hun voorbeeld te volgen.
Maar wilt u me nu alstublieft verontschuldigen?

Translations

Catalandisculpar; excusar
Czechomluvit; prominout
Danishundskylde
Englishexcuse
Esperantosenkulpigi
Frenchexcuser
Germanentschuldigen
Papiamentodiskulpá
Polishuniewinniać
Saterland Frisianäntscheeldigje; äntskeeldigje
Spanishdisculpar; excusar
Swedishurskulda; ursäkta
Thaiขอโทษ