Informatie over het woord zwikken (Nederlands → Esperanto: artiktordi)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zwik(ik) zwikte
(jij) zwikt(jij) zwikte
(hij) zwikt(hij) zwikte
(wij) zwikken(wij) zwikten
(jullie) zwikken(jullie) zwikten
(gij) zwikt(gij) zwiktet
(zij) zwikken(zij) zwikten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) zwikke(dat ik) zwikte
(dat jij) zwikke(dat jij) zwikte
(dat hij) zwikke(dat hij) zwikte
(dat wij) zwikken(dat wij) zwikten
(dat jullie) zwikken(dat jullie) zwikten
(dat gij) zwikket(dat gij) zwiktet
(dat zij) zwikken(dat zij) zwikten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zwikzwikt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
zwikkend, zwikkende() gezwikt

Vertalingen

Esperantoartiktordi