Information über das Wort afstropen (Niederländisch → Esperanto: senfeligi)

Synonym: vellen

WortartVerb
Aussprache/ˈɑfstropə(n)/
Trennungaf·stro·pen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) stroop af(ik) stroopte af
(jij) stroopt af(jij) stroopte af
(hij) stroopt af(hij) stroopte af
(wij) stropen af(wij) stroopten af
(jullie) stropen af(jullie) stroopten af
(gij) stroopt af(gij) strooptet af
(zij) stropen af(zij) stroopten af
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) afstrope(dat ik) afstroopte
(dat jij) afstrope(dat jij) afstroopte
(dat hij) afstrope(dat hij) afstroopte
(dat wij) afstropen(dat wij) afstroopten
(dat jullie) afstropen(dat jullie) afstroopten
(dat gij) afstropet(dat gij) afstrooptet
(dat zij) afstropen(dat zij) afstroopten
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
stroop afstroopt af
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
afstropend, afstropende(hebben) afgestroopt

Übersetzungen

Deutschabdecken; häuten; abhäuten
Englischflay; skin; strip
Esperantosenfeligi
Saterfriesischfille; oudäkke