Informatie over het woord sturen (Nederlands → Esperanto: sendi)

Synoniemen: doen toekomen, opsturen, opzenden, zenden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈstyːrə(n)/
Afbrekingstu·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) stuur(ik) stuurde
(jij) stuurt(jij) stuurde
(hij) stuurt(hij) stuurde
(wij) sturen(wij) stuurden
(jullie) sturen(jullie) stuurden
(gij) stuurt(gij) stuurdet
(zij) sturen(zij) stuurden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) sture(dat ik) stuurde
(dat jij) sture(dat jij) stuurde
(dat hij) sture(dat hij) stuurde
(dat wij) sturen(dat wij) stuurden
(dat jullie) sturen(dat jullie) stuurden
(dat gij) sturet(dat gij) stuurdet
(dat zij) sturen(dat zij) stuurden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
stuurstuurt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
sturend, sturende(hebben) gestuurd

Voorbeelden van gebruik

We zullen iemand sturen.
Ik had ze gestuurd om jullie in de val te lokken.
Vuren en lampen brandden nog laat in de avond en er was zelfs iemand naar Kost gestuurd om een priester te halen.

Vertalingen

Afrikaansstuur
Albaneesdërgoj
Catalaansenviar; trametre
Deenssende
Duitsschicken; senden; einsenden
Engelssend
Engels (Oudengels)asendan; onsendan; sendan
Esperantosendi
Faeröerssenda
Finslähettää
Fransadresser; envoyer
Hongaarsküld
IJslandssenda
Italiaansmandare
Latijnmittere
Luxemburgsschécken
Maleiskirim
Nederduitsstüren; senden
Noorssende
Poolsposyłać
Portugeesenviar; mandar; remeter
Roemeensexpedia; trimite
Russischпослать; посылать
Saterfriesienseende; seende
Schotssend
Schots-Gaelischcuir
Spaansdespachar; enviar; expedir
Srananseni
Thaisส่ง
Turksgöndermek; yollamak
Westerlauwers Friesstjoere
Zweedssända