Woordsoort | werkwoord |
---|
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(hij) speelt | (hij) speelde |
(zij) spelen | (zij) speelden |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat hij) spele | (dat hij) speelde |
(dat zij) spelen | (dat zij) speelden |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
spelend, spelende | (hebben) gespeeld |
Esperanto | sceniĝi |
---|