Informatie over het woord geuren (Nederlands → Esperanto: aromi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɣørə(n)/
Afbrekinggeu·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) geur(ik) geurde
(jij) geurt(jij) geurde
(hij) geurt(hij) geurde
(wij) geuren(wij) geurden
(jullie) geuren(jullie) geurden
(gij) geurt(gij) geurdet
(zij) geuren(zij) geurden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) geure(dat ik) geurde
(dat jij) geure(dat jij) geurde
(dat hij) geure(dat hij) geurde
(dat wij) geuren(dat wij) geurden
(dat jullie) geuren(dat jullie) geurden
(dat gij) geuret(dat gij) geurdet
(dat zij) geuren(dat zij) geurden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
geurend, geurende(hebben) gegeurd

Voorbeelden van gebruik

Toen ze achter de geurende schaal zaten, tilde heer Ollie het deksel op om de borden vol te scheppen.

Vertalingen

Duitsaromatisch riechen; würzig riechen; Duft auströmen
Engelsbe fragrant; smell
Esperantoaromi
Portugeester aroma