Informatie over het woord verspríngen (Nederlands → Esperanto: saltmoviĝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈsprɪŋə(n)/
Afbrekingver·sprin·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) verspringt(hij) versprong
(zij) verspringen(zij) versprongen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) versprínge(dat hij) verspronge
(dat zij) verspringen(dat zij) versprongen
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
verspringend, verspringende(zijn) versprongen