Informatie over het woord kwijlen (Nederlands → Esperanto: salivumi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkʋɛi̯lən/
Afbrekingkwij·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) kwijl(ik) kwijlde
(jij) kwijlt(jij) kwijlde
(hij) kwijlt(hij) kwijlde
(wij) kwijlen(wij) kwijlden
(jullie) kwijlen(jullie) kwijlden
(gij) kwijlt(gij) kwijldet
(zij) kwijlen(zij) kwijlden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) kwijle(dat ik) kwijlde
(dat jij) kwijle(dat jij) kwijlde
(dat hij) kwijle(dat hij) kwijlde
(dat wij) kwijlen(dat wij) kwijlden
(dat jullie) kwijlen(dat jullie) kwijlden
(dat gij) kwijlet(dat gij) kwijldet
(dat zij) kwijlen(dat zij) kwijlden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
kwijlkwijlt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
kwijlend, kwijlende(hebben) gekwijlde

Vertalingen

Engelsslobber; drool; dribble; slaver
Esperantosalivumi; bavi