Informatie over het woord oprollen (Nederlands → Esperanto: volvi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔprɔlə(n)/
Afbrekingop·rol·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) rol op(ik) rolde op
(jij) rolt op(jij) rolde op
(hij) rolt op(hij) rolde op
(wij) rollen op(wij) rolden op
(jullie) rollen op(jullie) rolden op
(gij) rolt op(gij) roldet op
(zij) rollen op(zij) rolden op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) oprolle(dat ik) oprolde
(dat jij) oprolle(dat jij) oprolde
(dat hij) oprolle(dat hij) oprolde
(dat wij) oprollen(dat wij) oprolden
(dat jullie) oprollen(dat jullie) oprolden
(dat gij) oprollet(dat gij) oproldet
(dat zij) oprollen(dat zij) oprolden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
rol oprolt op
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
oprollend, oprollende(hebben) opgerold

Voorbeelden van gebruik

Manfred wees op de opgerolde kaarten op de tafel.
En met die woorden begon hij zijn mouwen op te rollen.

Vertalingen

Esperantovolvi