Informatie over het woord oprispen (Nederlands → Esperanto: rukti)

Synoniemen: boeren, een boer laten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔprɪspə(n)/
Afbrekingop·ris·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) oprisp(ik) oprispte
(jij) oprispt(jij) oprispte
(hij) oprispt(hij) oprispte
(wij) oprispen(wij) oprispten
(jullie) oprispen(jullie) oprispten
(gij) oprispt(gij) oprisptet
(zij) oprispen(zij) oprispten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) oprispe(dat ik) oprispte
(dat jij) oprispe(dat jij) oprispte
(dat hij) oprispe(dat hij) oprispte
(dat wij) oprispen(dat wij) oprispten
(dat jullie) oprispen(dat jullie) oprispten
(dat gij) oprispet(dat gij) oprisptet
(dat zij) oprispen(dat zij) oprispten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
oprispend, oprispende(hebben) opgerispt

Voorbeelden van gebruik

Gyllenhierta zakte opnieuw door de knieën en rispte op.

Vertalingen

Duitsaufstoßen; rülpsen
Engelsbelch; eructate
Esperantorukti
Faeröersropa
Fransroter
Portugeesarrotar
Saterfriesapkurkje; kurkje
Spaanseructar; regoldar