Sinonimoj: draaien, omwentelen, ronddraaien, rondtollen, rondwentelen, tollen
Vortspeco | verbo |
---|
Prononco | /roˈterə(n)/ |
---|
Divido | ro·te·ren |
---|
Konjugacio
Indikativo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(ik) roteer | (ik) roteerde |
(jij) roteert | (jij) roteerde |
(hij) roteert | (hij) roteerde |
(wij) roteren | (wij) roteerden |
(jullie) roteren | (jullie) roteerden |
(gij) roteert | (gij) roteerdet |
(zij) roteren | (zij) roteerden |
Subjunktivo |
---|
Prezenco | Preterito |
---|
(dat ik) rotere | (dat ik) roteerde |
(dat jij) rotere | (dat jij) roteerde |
(dat hij) rotere | (dat hij) roteerde |
(dat wij) roteren | (dat wij) roteerden |
(dat jullie) roteren | (dat jullie) roteerden |
(dat gij) roteret | (dat gij) roteerdet |
(dat zij) roteren | (dat zij) roteerden |
Imperativo |
---|
Singularo/Pluralo | Pluralo |
---|
roteer | roteert |
Participoj |
---|
Prezenca participo | Preterita participo |
---|
roterend, roterende | (hebben) geroteerd |
In een winding die roteert in een homogeen magnetisch veld wordt een maximale spanning van 1 V opgewekt.
Dank zij deze oplossing kunnen we een zeker gedeelte van de zon voortdurend in het oog houden, ondanks de roterende beweging van Mercurius.