Synonyms: draaien, omwentelen, ronddraaien, rondtollen, rondwentelen, tollen
Conjugation
Indicative mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(ik) roteer | (ik) roteerde |
(jij) roteert | (jij) roteerde |
(hij) roteert | (hij) roteerde |
(wij) roteren | (wij) roteerden |
(jullie) roteren | (jullie) roteerden |
(gij) roteert | (gij) roteerdet |
(zij) roteren | (zij) roteerden |
Subjunctive mood |
---|
Present tense | Past tense |
---|
(dat ik) rotere | (dat ik) roteerde |
(dat jij) rotere | (dat jij) roteerde |
(dat hij) rotere | (dat hij) roteerde |
(dat wij) roteren | (dat wij) roteerden |
(dat jullie) roteren | (dat jullie) roteerden |
(dat gij) roteret | (dat gij) roteerdet |
(dat zij) roteren | (dat zij) roteerden |
Imperative mood |
---|
Singular/Plural | Plural |
---|
roteer | roteert |
Participles |
---|
Present participle | Past participle |
---|
roterend, roterende | (hebben) geroteerd |
In een winding die roteert in een homogeen magnetisch veld wordt een maximale spanning van 1 V opgewekt.
Dank zij deze oplossing kunnen we een zeker gedeelte van de zon voortdurend in het oog houden, ondanks de roterende beweging van Mercurius.