Information about the word rondwentelen (Dutch → Esperanto: rotacii)

Synonyms: draaien, omwentelen, ronddraaien, rondtollen, roteren, tollen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈrɔntʋɛntələ(n)/
Hyphenationrond·wen·te·len

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) wentel rond(ik) wentelde rond
(jij) wentelt rond(jij) wentelde rond
(hij) wentelt rond(hij) wentelde rond
(wij) wentelen rond(wij) wentelden rond
(jullie) wentelen rond(jullie) wentelden rond
(gij) wentelt rond(gij) wenteldet rond
(zij) wentelen rond(zij) wentelden rond
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) rondwentele(dat ik) rondwentelde
(dat jij) rondwentele(dat jij) rondwentelde
(dat hij) rondwentele(dat hij) rondwentelde
(dat wij) rondwentelen(dat wij) rondwentelden
(dat jullie) rondwentelen(dat jullie) rondwentelden
(dat gij) rondwentelet(dat gij) rondwenteldet
(dat zij) rondwentelen(dat zij) rondwentelden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
wentel rondwentelt rond
Participles
Present participlePast participle
rondwentelend, rondwentelende(hebben) rondgewenteld

Translations

Englishrotate
Esperantorotacii
Faeroesemala í klingur; snúgvast
Germanrotieren