Informatie over het woord roosteren (Nederlands → Esperanto: rosti)

Synoniemen: braden, branden, grillen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈrostərə(n)/
Afbrekingroos·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) rooster(ik) roosterde
(jij) roostert(jij) roosterde
(hij) roostert(hij) roosterde
(wij) roosteren(wij) roosterden
(jullie) roosteren(jullie) roosterden
(gij) roostert(gij) roosterdet
(zij) roosteren(zij) roosterden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) roostere(dat ik) roosterde
(dat jij) roostere(dat jij) roosterde
(dat hij) roostere(dat hij) roosterde
(dat wij) roosteren(dat wij) roosterden
(dat jullie) roosteren(dat jullie) roosterden
(dat gij) roosteret(dat gij) roosterdet
(dat zij) roosteren(dat zij) roosterden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
roosterroostert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
roosterend, roosterende(hebben) geroosterd

Voorbeelden van gebruik

Meelwormen kunnen worden gebakken, gekookt of geroosterd.
Anderen stonden er stukken vlees boven te roosteren.

Vertalingen

Catalaansrostir; torrar
Deensstege
Duitsbraten; rösten
Engelsroast; toast
Esperantorosti
Faeröerssteikja
Finspaistaa
Fransgriller; rôtir
Noorssteke
Papiamentsrosti; rosto; tost
Portugeesassar; torrar; tostar
Roemeensfrige; prăji
Saterfriesbräide; rosterje; rusterje
Spaansasar; tostar
Tsjechischopékat; péci; pražit; smažit; upražit
Westerlauwers Friesbriede
Zweedshalstra; rosta