Informatie over het woord buigen (Nederlands → Esperanto: riverenci)

Synoniemen: een buiging maken, nijgen, een revérence maken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbœy̯̯ɣə(n)/
Afbrekingbui·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) buig(ik) boog
(jij) buigt(jij) boog
(hij) buigt(hij) boog
(wij) buigen(wij) bogen
(jullie) buigen(jullie) bogen
(gij) buigt(gij) boogt
(zij) buigen(zij) bogen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) buige(dat ik) boge
(dat jij) buige(dat jij) boge
(dat hij) buige(dat hij) boge
(dat wij) buigen(dat wij) bogen
(dat jullie) buigen(dat jullie) bogen
(dat gij) buiget(dat gij) boget
(dat zij) buigen(dat zij) bogen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
buigbuigt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
buigend, buigende(hebben) gebogen

Voorbeelden van gebruik

En met die woorden verliet hij buigend het vertrek.
Geen woord werd gewisseld, maar Nabonidus boog en overhandigde Murilo een gouden kistje.
Ik had geen hoed om af te nemen, maar ik boog wel voor de dame.

Vertalingen

Catalaansfer la reverència
Duitsbiegen; sich verneigen
Engelsbow
Engels (Oudengels)onlutan
Esperantoriverenci
Faeröersbukka; níga
Portugeesreverenciar
Saterfriesbeegje; niegje
Spaansinclinarse