Informatie over het woord berijmen (Nederlands → Esperanto: rimi)

Synoniem: rijmen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈrɛi̯mə(n)/
Afbrekingbe·rij·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) berijm(ik) berijmde
(jij) berijmt(jij) berijmde
(hij) berijmt(hij) berijmde
(wij) berijmen(wij) berijmden
(jullie) berijmen(jullie) berijmden
(gij) berijmt(gij) berijmdet
(zij) berijmen(zij) berijmden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) berijme(dat ik) berijmde
(dat jij) berijme(dat jij) berijmde
(dat hij) berijme(dat hij) berijmde
(dat wij) berijmen(dat wij) berijmden
(dat jullie) berijmen(dat jullie) berijmden
(dat gij) berijmet(dat gij) berijmdet
(dat zij) berijmen(dat zij) berijmden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
berijmberijmt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
berijmend, berijmende(hebben) berijmd

Voorbeelden van gebruik

Ik heb nog nooit mijn verjaardag gevierd zonder een berijmde gelukwens van hem te ontvangen.

Vertalingen

Duitsreimen
Engelsrhyme
Esperantorimi
Faeröersríma
Papiamentsreim
Portugeesrimar
Saterfriesrieme; riemje
Zweedsrimma