Informatie over het woord oogsten (Nederlands → Esperanto: rikolti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈoxstə(n)/
Afbrekingoog·sten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) oogst(ik) oogstte
(jij) oogst(jij) oogstte
(hij) oogst(hij) oogstte
(wij) oogsten(wij) oogstten
(jullie) oogsten(jullie) oogstten
(gij) oogst(gij) oogsttet
(zij) oogsten(zij) oogstten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) oogste(dat ik) oogstte
(dat jij) oogste(dat jij) oogstte
(dat hij) oogste(dat hij) oogstte
(dat wij) oogsten(dat wij) oogstten
(dat jullie) oogsten(dat jullie) oogstten
(dat gij) oogstet(dat gij) oogsttet
(dat zij) oogsten(dat zij) oogstten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
oogstoogst
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
oogstend, oogstende(hebben) geoogst

Vertalingen

Afrikaansoes
Catalaanscollir; recollir
Deenshøste
Duitseinernten; schneiden
Engelsreap; harvest
Esperantorikolti
Faeröersfáa; henta; heysta
Finskorjata
Fransrécolter; recueillir
Nederduitsougsten
Papiamentskosechá
Portugeesceifar; colher
Saterfriesaadenje; sniede
Spaanscosechar; recolectar
Thaisเกี่ยว; เก็บเกี่ยว
Westerlauwers Friesrispje
Zweedshösta; skörda