Informatie over het woord groeperen (Nederlands → Esperanto: arigi)

Synoniemen: ophopen, verzamelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɣruˈperə(n)/
Afbrekinggroe·pe·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) groepeer(ik) groepeerde
(jij) groepeert(jij) groepeerde
(hij) groepeert(hij) groepeerde
(wij) groeperen(wij) groepeerden
(jullie) groeperen(jullie) groepeerden
(gij) groepeert(gij) groepeerdet
(zij) groeperen(zij) groepeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) groepere(dat ik) groepeerde
(dat jij) groepere(dat jij) groepeerde
(dat hij) groepere(dat hij) groepeerde
(dat wij) groeperen(dat wij) groepeerden
(dat jullie) groeperen(dat jullie) groepeerden
(dat gij) groeperet(dat gij) groepeerdet
(dat zij) groeperen(dat zij) groepeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
groepeergroepeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
groeperend, groeperende(hebben) gegroepeerd

Vertalingen

Duitsscharen; zusammenscharen; gruppieren; zusammenfassen
Engelsassemble
Esperantoarigi
Fransgrouper; rassembler
Nederduitsgrupperen
Papiamentsagrupá
Poolsgromadzić; grupować
Portugeesagremiar