Informatie over het woord uitvallen (Nederlands → Esperanto: rezigni)

Synoniemen: afstand doen van, opgeven, afzien van

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈœy̯tfɑlə(n)/
Afbrekinguit·val·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) val uit(ik) viel uit
(jij) valt uit(jij) viel uit
(hij) valt uit(hij) viel uit
(wij) vallen uit(wij) vielen uit
(jullie) vallen uit(jullie) vielen uit
(gij) valt uit(gij) vielt uit
(zij) vallen uit(zij) vielen uit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) uitvalle(dat ik) uitviele
(dat jij) uitvalle(dat jij) uitviele
(dat hij) uitvalle(dat hij) uitviele
(dat wij) uitvallen(dat wij) uitvielen
(dat jullie) uitvallen(dat jullie) uitvielen
(dat gij) uitvallet(dat gij) uitvielet
(dat zij) uitvallen(dat zij) uitvielen
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
uitvallend, uitvallende(zijn) uitgevallen

Vertalingen

Afrikaansopgee
Catalaansrenunciar a
Duitsentsagen; verzichten
Engelsforgo; give up; renounce; waive
Esperantorezigni
Faeröerslata sær lynda
Finsalistua
Fransabandonner; renoncer; résigner
Hongaarslemond
Jamaicaans Creoolsgi op
Portugeesabrir mão de; renunciar; resignar
Saterfriesapreeke; et uurreeke; fersichtje; toureeke
Spaansdesistir; renunciar
Thaisอด
Tsjechischvzdát se; zříci se
Turksçökmek