Information about the word inspecteren (Dutch → Esperanto: revizi)

Synonyms: nakijken, nazien

Part of speechverb
Pronunciation/ɪnspɛkˈterə(n)/
Hyphenationin·spec·te·ren

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) inspecteer(ik) inspecteerde
(jij) inspecteert(jij) inspecteerde
(hij) inspecteert(hij) inspecteerde
(wij) inspecteren(wij) inspecteerden
(jullie) inspecteren(jullie) inspecteerden
(gij) inspecteert(gij) inspecteerdet
(zij) inspecteren(zij) inspecteerden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) inspectere(dat ik) inspecteerde
(dat jij) inspectere(dat jij) inspecteerde
(dat hij) inspectere(dat hij) inspecteerde
(dat wij) inspecteren(dat wij) inspecteerden
(dat jullie) inspecteren(dat jullie) inspecteerden
(dat gij) inspecteret(dat gij) inspecteerdet
(dat zij) inspecteren(dat zij) inspecteerden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
inspecteerinspecteert
Participles
Present participlePast participle
inspecterend, inspecterende(hebben) geïnspecteerd

Translations

Englishinspect; overhaul
Esperantorevizi
Spanishinspeccionar; revisar