Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) loop achteruit | (ik) liep achteruit |
(jij) loopt achteruit | (jij) liep achteruit |
(hij) loopt achteruit | (hij) liep achteruit |
(wij) lopen achteruit | (wij) liepen achteruit |
(jullie) lopen achteruit | (jullie) liepen achteruit |
(gij) loopt achteruit | (gij) liept achteruit |
(zij) lopen achteruit | (zij) liepen achteruit |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) achteruitlope | (dat ik) achteruitliepe |
(dat jij) achteruitlope | (dat jij) achteruitliepe |
(dat hij) achteruitlope | (dat hij) achteruitliepe |
(dat wij) achteruitlopen | (dat wij) achteruitliepen |
(dat jullie) achteruitlopen | (dat jullie) achteruitliepen |
(dat gij) achteruitlopet | (dat gij) achteruitliepet |
(dat zij) achteruitlopen | (dat zij) achteruitliepen |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
loop achteruit | loopt achteruit |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
achteruitlopend, achteruitlopende | (hebben/zijn) achteruitgelopen |