Informatie over het woord achteruitlopen (Nederlands → Esperanto: retropaŝi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɑxtəˈrœy̯tlopə(n)/
Afbrekingach·ter·uit·lo·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) loop achteruit(ik) liep achteruit
(jij) loopt achteruit(jij) liep achteruit
(hij) loopt achteruit(hij) liep achteruit
(wij) lopen achteruit(wij) liepen achteruit
(jullie) lopen achteruit(jullie) liepen achteruit
(gij) loopt achteruit(gij) liept achteruit
(zij) lopen achteruit(zij) liepen achteruit
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) achteruitlope(dat ik) achteruitliepe
(dat jij) achteruitlope(dat jij) achteruitliepe
(dat hij) achteruitlope(dat hij) achteruitliepe
(dat wij) achteruitlopen(dat wij) achteruitliepen
(dat jullie) achteruitlopen(dat jullie) achteruitliepen
(dat gij) achteruitlopet(dat gij) achteruitliepet
(dat zij) achteruitlopen(dat zij) achteruitliepen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
loop achteruitloopt achteruit
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
achteruitlopend, achteruitlopende(hebben/zijn) achteruitgelopen

Vertalingen

Engelswalk back; walk backwards; step back
Esperantoretropaŝi
Fransreculer