Synoniem: intrekken
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /təˈrɵxtrɛkə(n)/ |
Afbreking | te·rug·trek·ken |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) trek terug | (ik) trok terug |
(jij) trekt terug | (jij) trok terug |
(hij) trekt terug | (hij) trok terug |
(wij) trekken terug | (wij) trokken terug |
(jullie) trekken terug | (jullie) trokken terug |
(gij) trekt terug | (gij) trokt terug |
(zij) trekken terug | (zij) trokken terug |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) terugtrekke | (dat ik) terugtroke |
(dat jij) terugtrekke | (dat jij) terugtroke |
(dat hij) terugtrekke | (dat hij) terugtroke |
(dat wij) terugtrekken | (dat wij) terugtroken |
(dat jullie) terugtrekken | (dat jullie) terugtroken |
(dat gij) terugtrekket | (dat gij) terugtroket |
(dat zij) terugtrekken | (dat zij) terugtroken |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
trek terug | trekt terug |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
terugtrekkend, terugtrekkende | (hebben) teruggetrokken |
Duits | zurückziehen |
---|---|
Engels | draw back; withdraw |
Esperanto | retiri |
Faeröers | taka aftur |
Frans | retirer |
Portugees | retirar; retrair |
Saterfries | touräächluuke |
Spaans | retirar |