Synoniemen: heruitzenden, retourneren, terugsturen, terugwijzen, terugzenden
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) bezorg terug | (ik) bezorgd terug |
(jij) bezorgt terug | (jij) bezorgd terug |
(hij) bezorgt terug | (hij) bezorgd terug |
(wij) bezorgen terug | (wij) bezorgden terug |
(jullie) bezorgen terug | (jullie) bezorgden terug |
(gij) bezorgt terug | (gij) bezorgdt terug |
(zij) bezorgen terug | (zij) bezorgden terug |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) terugbezorge | (dat ik) terugbezorgde |
(dat jij) terugbezorge | (dat jij) terugbezorgde |
(dat hij) terugbezorge | (dat hij) terugbezorgde |
(dat wij) terugbezorgen | (dat wij) terugbezorgden |
(dat jullie) terugbezorgen | (dat jullie) terugbezorgden |
(dat gij) terugbezorget | (dat gij) terugbezorgdet |
(dat zij) terugbezorgen | (dat zij) terugbezorgden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
bezorg terug | bezorgt terug |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
terugbezorgend, terugbezorgende | (hebben) terugbezorgd |