Synoniemen: aanhouden, inrekenen, in verzekerde bewaring nemen, oppakken, in hechtenis nemen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ɑrɛsˈteːrə(n)/ |
---|
Afbreking | ar·res·te·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) arresteer | (ik) arresteerde |
(jij) arresteert | (jij) arresteerde |
(hij) arresteert | (hij) arresteerde |
(wij) arresteren | (wij) arresteerden |
(jullie) arresteren | (jullie) arresteerden |
(gij) arresteert | (gij) arresteerdet |
(zij) arresteren | (zij) arresteerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) arrestere | (dat ik) arresteerde |
(dat jij) arrestere | (dat jij) arresteerde |
(dat hij) arrestere | (dat hij) arresteerde |
(dat wij) arresteren | (dat wij) arresteerden |
(dat jullie) arresteren | (dat jullie) arresteerden |
(dat gij) arresteret | (dat gij) arresteerdet |
(dat zij) arresteren | (dat zij) arresteerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
arresteer | arresteert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
arresterend, arresterende | (hebben) gearresteerd |
Die man hoeft helemaal niet te worden gearresteerd.
U dient hem direct te arresteren, ogenblikkelijk, voor hij hoort dat ik terug ben!
Arresteer hem!
De volgende morgen hoorde Arglistig direct dat Juwelen Harry en de Neus gearresteerd waren.
Ik arresteer jullie wegens het veroorzaken van ongeregeldheden op de openbare weg!